Ik zoek een basisschool

Het geven van goed onderwijs is voor ons uiteraard heel belangrijk. De ochtenden besteden wij in principe aan de cognitieve vakken: rekenen, taal, spelling, technisch- en begrijpend lezen. Voor deze vakken volgen we de lesdoelen vanuit de methode. In de middagen wordt er projectmatig gewerkt (Jeelo). Hierbij werken de kinderen aan wereldoriënterende thema's en komen ook de creatieve en beeldende vakken aan bod.Ook geven we Engels vanaf groep 1. In de groepen 1 t/m 4 gebeurt dit spelenderwijs en vanaf groep 5 gebruiken we hier een methode voor. De gymlessen worden vanaf groep 3 gegeven door een vakleerkracht.

Omdat je pas goed kunt leren als je lekker in je vel zit, besteden we veel aandacht aan persoonlijke en sociale vaardigheden. In alle groepen werken we met de Kanjertraining waardoor leerlingen leren om kritisch naar hun eigen gedrag te kijken en leren om te gaan met (ongewenst) gedrag van anderen.

Wij gunnen kinderen een omgeving waar betekenisvol leren vanuit welbevinden en betrokkenheid een belangrijk uitgangspunt is en waarbij in de groepen 1 en 2 spelen en leren onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. Wij werken daarbij in de kleutergroepen kindgericht. De factoren die een cruciale rol spelen bij kindgericht werken zijn uitgewerkt in 10 ankers. Deze ankers vormen een leidraad bij het vormgeven van ons onderwijs in de dagelijkse praktijk. Ze dagen de leerkracht uit na te denken over de onderliggendeuitgangspunten en hun aanbod beredeneerd vorm te geven. De ankers:

  1. Uitgaan van de drie pedagogen: het kind en de ander (kinderen spreken elkaars taal en leren van elkaar), de volwassene (kinderen doen wat de volwassene doet en leert door het kijken, nadoen en uitproberen) en de ruimte (kind leren door wat er allemaal te zien en te doen is, een rijke leeromgeving werkt stimulerend).
  2. Uitgaan van het competente kind. Kinderen kunnen veel zelf. We dagen onszelf uit om kinderen de ruimte te geven om zelf te doen wat ze al kunnen en nemen daar de tijd voor.
  3. Kijken achter het gedrag van kinderen. We kijken en luisteren naar kinderen, stellen ons oordeel uit en zijn nieuwsgierig naar wat een kind drijft of wat er speelt.
  4. Procesgericht versus productgericht. Het proces zelf is de activiteit en staat centraal.
  5. Documenteren/rapportage. Documenteren biedt belangrijke informatie. Wat laten kinderen ons zien? Documenteren is luisteren en kijken zichtbaar maken.
  6. Een uitdaging versus een opdracht. We geven de kinderen zoveel mogelijk uitdagingen om mee aan de slag te gaan.
  7. Kennis over ontwikkeling. De leerkrachten hebben kennis van de didactiek en methodiek voor jonge kinderen. Dit is noodzakelijk voor betekenisvol werken.
  8. Inspelen op kinderen. De leerkrachten kijken/luisteren, documenteren, reflecteren/interpreteren, maken plannen, prikkelen/uitdagen/verdiepen.
  9. De verwondering van kinderen in ere houden. Wie vragen heeft, wil weten. “Is dat zo?” “Hoe denk jij dat het zit?” Zelf hardop denken zet kinderen ook aan het denken.
  10. Vraag het de kinderen. Door alledaagse dingen serieus te nemen en kinderen voortdurend te betrekken, denken kinderen na en voelen zich medeverantwoordelijk. We zoeken samen naar antwoorden, mogelijkheden en oplossingen.